Na de blog over “hét systeem” (https://yvesdemaertelaere.com/2021/11/10/onderwijskwaliteit-aanpakken-pak-de-systeemfout-aan/) was ik op zoek naar een andere invalshoek, uitgangspunt, een nieuw kader om in te redeneren. Via mijn compagnon de route Tom Van Acker, kwam ik uit bij Charles Leclef die een boekje schreef over fairisme. Fair betekent meer dan eerlijk zijn. Het staat ook voor: betrouwbaar, billijk, correct, rechtvaardig, keurig, goed, integer, het idee van gelijke kansen.. Kortom een nieuw woord om ook ons onderwijs mee te confronteren. Wat is fair in het onderwijs indien we passend onderwijs organiseren voor elk kind? Is meer testen fair? Zijn punten fair? Is het gedrag van leerlingen/leerkrachten fair? Moeten we leerlingen ongelijk behandelen indien we ze gelijke kansen willen geven, of blijven we inzetten op gelijke onderwijskansen? Wat is een faire relatie tussen leerling en leerkracht? En is de opdracht fair? Zijn vaste benoemingen fair? Wanneer verdient de leerling zijn kwalificatie of diploma op een faire manier? En is het fair een leerling uit te sluiten? De zoektocht naar een nieuwe ordening in het systeem brengt mij bij het woord ‘fair’. Gaan we bij leerlingen de focus leggen op het menselijk kapitaal, het vormen van autonome burgers, of bereiden we ze voor op een nieuwe faire samenleving die zorg draagt voor mens, natuur, milieu, klimaat en voor elkaar?
Mensen willen niet meer louter toekijken hoe de politiek soms zijn ethische rol uit het oog verliest. De wereld is erop vooruitgegaan, de individuele verschillen zijn enorm gegroeid. Ondanks de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens zijn niet alle mensen vrij en gelijk. Politiek moet gaan over de samenleving en zijn (rechtvaardige) moraal. Hebzucht zorgt al jaren voor sluimerende onvrede. De mensheid is erop vooruitgegaan, maar lijkt nu te stagneren. De ene crisis volgt op de andere. De huidige politiek volgt de economie in de plaats van haar mee vorm te geven. Beslissingen zijn te vaak gebaseerd op rendementsdenken en het streven naar méér (economische) groei. Waar is het rende-mens-denken? Intussen weerklinkt steeds luider dat het zo niet verder kan.
De these en de antithese
Een goede samenleving moet ook een goed fundament hebben. Na een periode van Goddelijke dominantie zou voortaan de wetenschap en de rede nog dicteren. Allerlei grote verhalen passeerden de revue en meenden de waarheid te bevatten over hoe de samenleving het meest rechtvaardig kon worden ingericht. De wereld werd hoofdzakelijk bepaald door twee ideologieën: het communisme en het kapitalisme.
Op enkele uitzonderingen na mocht de staat, vanuit het liberalisme, zich niet mengen in private aangelegenheden. Dat doet de onzichtbare hand van Adam Smith wel. Het zet de deur open voor ongekende groei (van vermogens) en grote inkomensongelijkheid. Het op rede gebaseerd kapitalisme hanteert de wiskunde om alles in getallen te vatten. Zelfs oneindigheid. Er is meer geld in omloop dan er eigenlijk bestaat en er kan zelfs negatief geteld worden, waardoor schulden zich kunnen opstapelen. Voor deze laatsten werd het faillissement als resetknop uitgevonden. Maar voor de bovenste kant bestaat geen maat. Alle controle is weggevallen. De homo economicus blijft maar tellen in eigenbelang. Vermogens groeien en er moet steeds meer winst gemaakt worden. Door het oneindige tellen, komt aan hebzucht geen einde meer, ten koste van mens of milieu. Nochtans had John Locke reeds een randvoorwaarde geformuleerd voor extreme rijkdom: goederen mogen opgeslagen worden voor zover ze niet bederven en er moet genoeg kwaliteit zijn voor iedereen. Het communisme reageert met het iedereen-gelijk-principe en geen privébezit om anderen uit te buiten.
Na de val van de Berlijnse muur in 1989 lijkt het liberalisme de grote overwinnaar, weliswaar sociaal gecorrigeerd. Toch blijft ook dit niet duren. Oorlogen, (vluchtelingen- en banken)crisissen, toenemende armoede, sociale ongelijkheid, honger, klimaatveranderingen , ,… doen ons inzien dat er toch nog steeds iets schort. Geen enkele ideologie realiseert de beloofde vrijheid en gelijkheid. Intussen ploeteren we verder bij gebrek aan beter. Want niet alle tellende mensen zijn gelijk. Sommigen tellen hun vermogen en anderen tellen om te (over)leven. Exuberante vermogens of lonen worden verdiend waardoor bedrijven sociaal- of milieuonvriendelijke beslissingen moeten nemen om ze te realiseren. Hoe meer geld je hebt, hoe meer privileges. Alsof alles plots te koop is. Niet alleen om hét te hebben, maar ook om erbij te horen. Persoonlijke vermogens nemen toe, grote bedrijven weten belastingen te omzeilen en het klimaat is over zijn toeren. Ja, een ongebreidelde groei drukt op de kwaliteit van het klimaat. Klimaatvluchtelingen volgen het spoor van de vis die in hun wateren wordt opgevist.
Niet iedereen roept zichzelf een halt toe wanneer een faire grens wordt overschreden. Het wordt tijd om het anders te doen en een nieuwe norm te hanteren en zo een fair verhaal te schrijven. Kunnen we de samenleving op een eerlijke manier inrichten zodat het er voor iedereen aangenaam leefbaar is?
De synthese tussen communisme en (neo-)liberalisme
Het communisme hield geen stand omdat het geen goed idee was om iedereen gelijk te stellen. Vrije keuze, eigenheid en verschil moeten mogelijk blijven. Gelijkheid heeft dus grenzen. Maar ook het liberalisme brokkelt af, want vrijheid leidt ook niet tot gelijkheid. Wie meer vermogen heeft, kan zijn stempel beter drukken. De vrijheid heeft dus ook zijn grenzen. Een nieuwe wereldorde zou dus best beide verhalen combineren en hun valkuilen vermijden. De ‘vrijheid’ (uit het liberalisme) en ‘gelijkheid’ (uit het communisme) beperken elkaar niet meer, maar liggen in elkaars verlengde. Iedereen gelijk en toch uniek in de globale samenleving. Hierdoor keert de moraal terug, want het is een verhaal dat telkens uitzoekt wat fair is, zonder vooraf al te weten wat het antwoord is.
Wat is dan fair aan mensen minimaal dezelfde kansen en mogelijkheden geven? Dat moeten we ontdekken door de mensen samen te brengen en naar elkaar te luisteren vanuit een welwillende, faire houding. Niet om elkaar te domineren, maar om tot de best mogelijke oplossing te komen voor iedereen. We hadden al het uurwerk, nu nog de tijd. Wat fair is, is niet eenduidig, maar het resultaat van overleg door de betrokkenen (van de samenleving). Wat gisteren fair was, is misschien morgen niet fair door de ontwikkelingen van wetenschap of de verandering van context. Het verhaal zal zich door dialoog aanpassen. Het is een state of mind waar betrokkenen met allemaal een verschillende achtergrond op zoek gaan naar een gedeelde visie. Niet via de politieke partij.
Een faire boven- en ondergrens
Het bederven van natuurlijke goederen kan gezien worden als de natuurlijke (boven)grens van het oppotten van die goederen. Diezelfde logica geldt niet voor geld. Er moet dus een moderne interpretatie komen. Er moet een getal, een verhouding, te vinden zijn tussen de laagste en hoogste vermogens. Verschillen kunnen blijven bestaan indien de ongelijkheid gerechtvaardigd en fair is. Uitzonderlijke talenten bestaan, maar geven die het recht op de volledige verdienste? De kennis die ervoor nodig was, komt toch uit de samenleving als geheel?
Een ondergrens aan vermogen voor een fair leven is minimaal nodig om het leven in te richten. Naast de gangbare basisbehoeften moet er enig surplus zijn om een aangenaam leven te kunnen leiden. Alles wat “en surplus” erbij komt is goed, tenzij de inkomensverdeling niet rechtvaardig verloopt, want dan wordt het meerinkomen een “overschot”. Het en surplus bereikt dan een bovengrens en dient om nog meer vermogen te vergaren. Het overschot kan dus gezien worden als een soort bederf (voor mens, voor milieu…). Het is geld dat verworven wordt maar niet nodig is om extra luxe en comfort toe te voegen. En wanneer het over geld gaat, dan blijft men oneindig tellen. Voor elke aangroei van dat vermogen moet ergens anders een toegeving worden gedaan onder de vorm van het uitputten van onze aarde of de mensheid. Hebzucht moet begrensd worden. Niet om iedereen gelijk te maken, maar wel om de inkomensverdeling meer gelijk te maken. Persoonlijke vermogens krijgen een bovengrens, waardoor een domino-effect met positieve impact ontstaat. Die overschot moet terugvloeien naar de samenleving. Naast belastingen om de samenleving te doen draaien, (tenminste als ze fair worden geheven en geïnd) gaan die geldoverschotten naar (private) stichtingen die meerwaarde creëren voor de maatschappij. Stichtingen beheren dus het overschot, waardoor het overschot-geld terugvloeit naar de samenleving. Het is een organisatie zonder winstoogmerk dat een maatschappelijk doel nastreeft. Het teveel wordt zo ingezet voor elk domein in de samenleving en voor activiteiten die maatschappelijke meerwaarde creëren (onderwijs, kunst, ngo, bosbeheer, onderzoek, openbaar vervoer …). Grote vermogensbezitters moeten dan niet meer filantropisch teruggeven wat ze eerst hebben afgenomen.
Een faire samenleving hanteert onderstaande kenmerken:
- Transparantie: Om goed te kunnen overeenkomen moet iedereen open kaart spelen en krijgt elke burger opnieuw één stem. Geen verborgen agenda’s, geen politieke partijen meer, want het komt er niet op aan wie gelijk heeft, maar wie de beste oplossing heeft waar iedereen goed bij vaart. Bijv. Al het geld digitaliseren zal al heel wat transacties transparanter maken …
- Betrokkenheid: Het systeem werkt bottom up. Wie betrokken is, is gericht op het grote geheel en zoekt mee naar faire oplossingen. Iedereen heeft ook kans om verkozen te worden en bij te dragen.
- Basisrechten: Wanneer alle mensen vrij en gelijk zijn, dan moet er ook een ondergrensvergoeding zijn voor een waardig leven. Een minimale basisvergoeding die ervoor zorgt dat mensen betekenis kunnen geven aan het leven zonder zich zorgen te moeten maken. Echte nutsvoorziening dus, een manier om het leven te kunnen inrichten. Niet overleven, maar leven. Het is geen gratis geld, want de samenleving krijgt er iets voor terug. Bij een vergoeding, hoort verantwoordelijkheid.
- Waarde: Wanneer de rol en de betekenis van geld verandert, verandert ook de waarde. De waarde wordt bepaald door de betekenis van het goed en wat de mens ervoor wil geven. Mensen werden misleid om lagere prijzen te kunnen aanbieden. De prijs van arbeid en grondstoffen moeten fair worden en een vergoeding bevatten voor alle kosten, ook bijv. indirecte milieukosten. Wanneer de waarde van geld anders wordt beleefd, dan wordt ook tijd anders ingevuld. Time is no longer money. Kwantitatieve en kwalitatieve tijdsbestedingen geven andere betekenis aan het leven. Vrije tijd is dan geen tegenpool meer van arbeidstijd, maar opnieuw creativi-tijd en kwali-tijd.
- Vrije keuze: Iedereen heeft de keuze om initiatief te nemen en van het leven iets te maken, zolang ze niet indruisen tegen de consensus van wat fair is. Elkeen zoekt zijn eigen identiteit maar zoekt ook de andere op om elkaar te begrijpen en samen te leven binnen de grenzen van wat fair is. Deel uitmaken van het systeem betekent ook mee bouwen aan het systeem.
Wat zou dat kunnen betekenen voor ons onderwijs binnen 50 jaar?
We sluiten af met de bedenking dat bovenstaande 5 kenmerken ook op onderwijs van toepassing zijn in een nieuwe faire wereld. Onderwijs zal de komende decennia nog regelmatig voorwerp van discussie én kop van jut zijn, indien de opleiding en kwaliteit niet aansluit bij een faire samenleving en dito economie. Uiteraard hebben we er alle belang bij dat rechten, plichten, schoolorganisatie, beleid en evaluatie transparant zijn. Focus zal in de (verdere) toekomst meer komen te liggen op persoonlijke leertrajecten (op maat), naast het gezamenlijke leren. Onderwijs is geen vergelijkend wervingsexamens, maar vorming en opleiding. Tegelijk moeten leerlingen, ouders, leerkrachten … zich betrokken weten bij opvoeding en schoolloopbaan en daarvoor verantwoordelijkheid nemen. Het is een basisrecht dat elke leerling een persoonlijke leerroute krijgt en hij/zij neemt daarvoor de verantwoordelijkheid om levenslang te leren in ruil voor een basisvergoeding. Onderwijs is immers een nuttige nutsvoorziening en betekent dat je in de toekomst ook de maatschappij iets verschuldigd bent, in ruil voor dat goed onderwijs (en niet enkel voor jezelf). Pas dan zal onderwijs ook een meerwaarde leveren en waarde(n)vol zijn om bij te dragen aan een meer faire samenleving waar ieder mens met zijn unieke talenten meer dan nodig zal zijn. In plaats van een opdeling in vakken zal de inhoud meer en meer toegespitst worden op kennis, kennisdeling en vaardigheden voor maatschappelijke (grote) projecten zoals migratie, economische ongelijkheid, circulariteit, digitalisering, klimaat, natuur, energie, mobiliteit … Leerlingen zullen in de toekomst meer invloed kunnen uitoefenen op het curriculum i.p.v. een voorgeschreven lijst voorgeschoteld te krijgen. Wendbaarheid en veerkracht worden de norm (om te overleven). Het doel van onderwijs is dat het jongeren vitaal en veerkrachtig maakt voor een samenleving en economie die voortdurend evolueert. Elkeen heeft de vrije keuze om zich in te zetten, maar heeft tegelijk wel mee de verantwoordelijkheid om te bouwen aan die faire samenleving. Ze leren er een respectvol onderdeel te zijn van de natuur en leren omgaan met onzekerheden en verschillen. Fair onderwijs zal inclusief zijn of niet (fair zijn). Hebben we nu ons globaal doel in een nieuw (fair) systeem (zoals gevraagd in https://yvesdemaertelaere.com/2021/11/10/onderwijskwaliteit-aanpakken-pak-de-systeemfout-aan/)?
We verwoesten onze natuur voor onze eigen (vermogens)groei. Dat komt als een boemerang terug. Door het begrenzen van vermogens krijgt het begrip economische groei een andere betekenis. Tijdens mijn economische studie was er geen alternatieve invulling. Hoogstens bedenkingen over welvaart en welzijn. Wat zou het betekenen indien het woord concurrentieel wordt vervangen door fair? Redeneer eens verder mee? Vandaag zoeken allerlei wetenschappers en politici deeloplossingen voor gigantische maatschappelijke vraagstukken rond klimaat, honger, handel, onderwijs, arbeid, armoede … in een wereld die meer horizontaal is gekanteld. Blijven doorgroeien is geen optie meer, want de natuur slaat terug. Waarom bouwen we dan geen systeem dat vertrekt vanuit de morele vraag wat fair is voor mens en planeet? Mensen hebben immers het systeem gemaakt en het zal door mensen opnieuw moeten aangepast worden. Het start met het besef dat we zelf over die macht beschikken. En daarvoor is onderwijs zo belangrijk! Het is de basis voor een gehele maatschappelijke beweging.
Bron: “Fairisme, een eerlijke vorm van samenleven”, Charles Leclef, 2019 www.fairisme.com.
Ik heb met plezier je nieuwe blog gelezen. Duidelijke, klare taal; uiteraard ook revolutionair, maar daar hou ik van en ben ook helemaal mee in dat verhaal. Mooiste zin: ‘het spoor volgen van de vissen die uit hun wateren werd gevist’. Belangrijkste inzicht: ‘en surplus’ versus ‘overschot’ en hoogste doel in het onderwijs: betrokkenheid. Geef leerlingen verantwoordelijkheid en ze zullen ze nemen. Bedankt! Fijne vakantie 😉
LikeLike